Marianne woont en werkt samen met haar man in een vluchtelingenkamp op Lesbos. Op Meet you in the field deelt ze de schrijnende, hartverscheurende verhalen die ze daar van dichtbij meemaakt.
Het is een warme morgen. Ik heb ochtenddienst met de helft van ons team en we beginnen de dag in alle rust. Ik besluit een rondje te doen langs een aantal Afghaanse gezinnen met serieuze problemen rond huiselijk geweld, alcoholmisbruik of met bijvoorbeeld zorgen over het gedrag van de kinderen. Ik maak een lijstje, ga op pad, klop bij de eerste isobox aan en zeg vriendelijk ‘Salam’. Ik schrik een beetje als er een vrouw opendoet die ik helemaal niet ken. Mijn ogen schieten naar het nummer van haar container en ik realiseer me dat ik aan een totaal verkeerd ‘adres’ ben, ik heb de nummers in mijn hoofd omgedraaid. Mijn blik gaat terug naar haar en ik zie blijdschap in haar ogen als ze zegt: “Ik vind het enorm leuk dat er een keer iemand langskomt. Zou je anders een kopje thee met me willen drinken?” Het lijstje van de gezinnen die ik op mijn planning had staan schiet door mijn hoofd maar ik realiseer me dat het soms goed is om mee te gaan met toevalligheden. Dus doen de vertaler en ik onze schoenen uit en worden we ontvangen in hun keurig opgeruimde onderkomen.
Iedere nacht nachtmerries
De vrouw maakt thee, legt nootjes en kikkererwten op een schaaltje en wast fruit voor me af. Ik ben haar gast voor vandaag. Eenmaal zittend op de vloer vraag ik via de vertaler hoe het met haar is en hoe lang ze al in kamp verblijft. Ze zegt dat het redelijk gaat met haar en haar kinderen maar dat haar negenjarige dochter al maanden bij de psycholoog komt. Het helpt en ze gaat langzaam vooruit maar ze komt niet af van haar nare dromen. Iedere nacht wordt zij gillend wakker en biggelen de tranen over haar wangen. Het duurt lang voordat ze weer een beetje bedaard is.
Ik vraag me af wat er met haar aan de hand is maar ik besluit het niet te vragen, ik ken deze vrouw immers niet én ze hebben professionele hulp. Dan zegt ze uit zichzelf: “Ik zou je graag willen laten lezen wat er met ons gebeurd is”. Ze geeft me een rapport van de arts waarin gedetailleerd beschreven wordt wat er met haar en haar dochter is gebeurd. Ik aarzel eerst maar ze moedigt me aan om te gaan lezen en als ik bevestiging zoek bij de vertaler geeft ook hij mij een goedkeurend knikje.
Ik beeld het me in
Mijn ogen glijden over het papier. Ik lees hoe ze van Afghanistan naar Iran zijn gereisd en daar vanwege onveiligheid niet kunnen blijven. Ik lees over de tijd in Turkije. Dan blijven mijn ogen hangen. De gastvrije vrouw die voor me zit, is in Turkije, samen met haar negenjarige dochter tijdens hun vlucht seksueel misbruikt door twee mannen. Ze waren te sterk, en moeder en dochter konden niets doen. Wat ik normaal probeer niet te doen, doe ik nu wel. Ik beeld me in hoe dat geweest moet zijn. Tranen vullen mijn ogen als ik haar aankijk en ik niets anders kan zeggen dan: “Het spijt me verschrikkelijk”.
We zitten er lange tijd, zeker een uur. Ik vraag naar goede herinneringen die ze nog heeft aan haar thuisland en ik vertel haar de mijne. Ik vraag wat haar lievelingseten is en wat voor dromen ze heeft voor de toekomst. Ik besef hoe sterk deze vrouw is. Gebroken, maar vechtend voor de toekomst van haar kinderen.
Ik neem mezelf voor de komende weken regelmatig even langs te gaan. Ik bedank haar uitvoerig en laat haar weten hoe zeer ik haar respecteer. Als ik bij de deur sta om mijn schoenen aan te doen glipt een klein meisje – die nog net niet tot mijn middel komt – langs me heen naar binnen. Met blosjes op haar wangen en strikjes in haar netjes gevlochten haar vraagt ze haar moeder om een beetje water. Ik weet dat het tijd is om te gaan. Wat ik voel? Een brok in mijn keel en heel, heel veel boosheid over het onrecht wat hen is aangedaan.