Vroeger, toen ik boeken over de tweede wereldoorlog verslond, over helden en verzetsstrijders, vroeg ik me regelmatig af wat ik zou doen in oorlogstijd. Zou ik verzetskrantjes gaan schrijven? Mensen in nood onderdak verlenen? In m’n hoofd leek gewoon doorleven geen optie. Wat zou de strijd tegen onrecht me mogen kosten?
De afgelopen vier jaar woonde ik in Ethiopië, waar in november 2020 oorlog uitbrak. Eentje op een paar honderd kilometer van ons huis maar wel eentje in ons land. Eentje waar we tijdens de lunch met Ethiopiërs eindeloos over praatten. Die boven ons hoofd vloog, richting het noorden. Eentje aan de telefoon, toen ik met de zoektocht van een vriend naar zijn verdwenen neef meeleefde. En vooral eentje met vreselijke gevolgen – tijdens een reis naar de frontlinie hoorde ik over de moorden, de verkrachtingen, de pijn en het verdriet.
Ik had ze vaker gehoord, die verhalen, als ik voor allerlei hulporganisaties verslag deed. De ellende die ik in de crisisgebieden zag, maakte me vaak woedend. Hoe vreselijk is het dat vluchtelingenkampen gebombardeerd worden of dat vrouwen de rest van hun leven een luier moeten dragen omdat ze door een groep mannen verkracht worden. Hoe zinloos is de dood van een klein meisje dat net op haar fietsje naast het huis rijdt als dat huis door een bom instort. En hoe pijnlijk zijn de brandwonden van een jongen die met olie overgoten en in brand gestoken wordt. Bij het horen van die ellende was het een schrale troost dat de verhalen van deze mensen in Nederland gehoord zouden worden en aan zouden komen bij mensen die er wat aan konden doen.
En toch. De verhalen stonden vaak in schril contrast met m’n eigen leven. Want dat ging gewoon door. Ik werd zwanger, moe en misselijk. Onze nanny vertrok terwijl we druk waren met werk. We verhuisden een paar keer, steeds als onze dozen net uitgepakt waren. En de dagelijkse beslommeringen vulden onze tijd. ‘Gaat er weer een’ zeiden we als er tijdens de lunch een jet overvloog, een oude Russische rammelbak.
People suffering, people dying, we are eating, laughing, crying
Eerlijk is eerlijk: de verzetskrantjes schreef ik niet. De oorlog bleek verschrikkelijk ingewikkeld, een politieke slangenkuil die ik niet begreep. ‘s Avonds zaten mijn man en ik vaak eindeloos te surfen, zoekend naar betrouwbare, genuanceerde bronnen tussen de stortvloed aan propaganda en fake news.
Temidden van al het verbaal geweld, ook tussen Ethiopiërs onderling, zou je bijna vergeten wie de dupe zijn van dit conflict, van alle conflicten altijd en overal. Tigist, die een cafeetje had tot haar stamgasten vermoord werden. Belay, wiens neef voor zijn ogen doodgeschoten werd en waar hij in paniek op trapte toen hij weg wilde rennen. Abenay, Eskedar; mensen die ook gewoon maar hun kinderen veilig naar school wilden sturen, een vredig leven leidend.
De afgelopen anderhalf jaar leerden me een les die ik eigenlijk al wel wist. Zolang we veralgemeniseren, met onze vinger wijzen of onze schouders ophalen, komen mensen nooit in ons hart. Pas als we luisteren naar de verhalen van hen die wij niet zomaar snappen, echt luisteren, kan er verbinding zijn.
Ik heb me daarom voorgenomen in 2022 vooral te blijven zoeken naar die verhalen achter de krantenkoppen, stemmingmakerij en meningen. Vrede zoeken en vrede vinden begint daar waar het stil kan zijn. Waar we ons hart openstellen en onze meningen parkeren. Ik vind het mooi dat dit platform daar aan bijdraagt en verder gaat dan makkelijke statements. Juist in ons drukke, vaak zo comfortabele leven de rauwheid accepteren. Samen onrecht aankaarten, strijden voor wat mooi is en een nieuw perspectief omarmen.
I hope to meet you in the field!
Jilke Tanis is journalist. De afgelopen vier jaar werkte ze vanuit Ethiopië als reporter voor hulporganisaties vanuit crisisgebieden en vluchtelingenkampen. Jilke is hoofdredacteur van Meet you in the Field.