Ik zie ons nog zitten. Drie twintigjarige theologiestudentes, allemaal lid van de Gereformeerde Theologische Studentenverenining Voetius, tegenover drie grijze mannen in donkere pakken. We hebben de stoute schoenen aangetrokken en een afspraak gemaakt met een afvaardiging van het bestuur van de Gereformeerde Bond. We voelen ons thuis in deze hoek van de kerk. En willen het gesprek aangaan over het gebrek aan loopbaanperspectief voor jonge vrouwen zoals wij, die zich geroepen voelen tot het ambt van predikant. Waarvoor op dat moment de mogelijkheden binnen deze gezindte uiterst beperkt zijn. Dus vandaar onze vraag: wat gaan jullie daaraan doen?
Ik herinner me het gesprek als één grote deceptie. De reactie van de mannen komt ongeveer hierop neer: wat leuk dat jullie theologie studeren, en ook ontzettend leuk dat jullie enthousiast zijn voor een loopbaan in de kerk, maar sorry, we kunnen niets voor jullie betekenen, je zult je heil toch echt ergens anders moeten zoeken. In de trein terug naar Utrecht hangt een dikke, vette teleursteling in de lucht. Natuurlijk hadden we niet gedacht dat ze ons met open armen zouden ontvangen. Maar deze mate van seksisme, waarin er geen enkele bereidheid om in beweging te komen, dat hadden we niet verwacht…
Helemaal alleen
Deze afwijzing landt bij mij bovenop het feit dat mijn ouders zich niet konden en kunnen verenigen met predikantschap en leiderschap van vrouwen in de kerk. Het maakt dat ik als student al snel de enige mogelijke conclusie trek: als ik iets in de wereld van kerk en theologie wil bereiken, dan zal ik het helemaal alleen moeten doen. Ik hoef niet te rekenen op enige support vanuit mijn achtergrond, noch van de mannen die er de dienst uitmaken. Een pijnlijke constatering die sindsdien deel uitmaakt van mijn religieuze biografie. En ongetwijfeld ook een van de redenen waarom ik het publiekelijk liever niet heb over mijn vrouw-zijn in combinatie met mijn vak en werk. Want: het raakt me persoonlijk en maakt me kwetsbaar.
Dat het voor heel veel vrouwen realiteit is dat je roeping voor geestelijk leiderschap in kerk, moskee of synagoge niet erkend wordt, en dat er in de religieuze omgeving waar je je thuis voelt, geen plaats voor je is, heeft me over de drempel geholpen om me wel uit te spreken over mijn worsteling. Over de struggle van heel veel vrouwen met religieus leiderschap. Over het seksisme dat vrouwelijke geestelijken ten deel valt. Over de afwijzing die studentes die zich voorbereiden op het ambt nog steeds ten deel valt.
Vrouwen die naast me staan
Maar dat niet alleen. Ik spreek me ook uit omdat ik me terugkijkend realiseer dat ik er niet alleen voorstond en voorsta. Er zijn sinds dat ontluisterende gesprek allerlei vrouwen voor mij opgekomen, die me gesteund en gemotiveerd hebben. De hoogleraar van wie ik student-assistent werd. Mijn mede-studentes, waarvan een aantal me zeer dierbaar is geworden. Mijn zussen, van wie ik in deze levensfase oneindig veel erkenning en support krijg. Die ene emeritus-collega, die zich toen het een paar jaar geleden niet goed met me ging, serieus om me bekommerde, luisterde naar mijn verhalen, en me raad gaf. Mijn vrouwelijke collega’s, die naast me staan en samen met mij laten zien hoe heilzaam veelkleurig leiderschap is voor de kerk.
Ons hele bestaan doet ertoe
Naast de support van heel veel vrouwen, heb ik de afgelopen 12 jaar in het christelijke geloof en de bijbelse verhalen inspiratie gevonden om mijn plek in kerk en theologie in te nemen. Ik geloof in een God die gelooft in ons, die mens is geworden. Dat betekent dat in Gods ogen mijn hele bestaan doet ertoe, inclusief mijn vrouw-zijn. En het betekent dat ook jouw hele bestaan er voor mij toe doet en er geen ruimte hoort te zijn voor seksisme. De vreugde en de pijn, de schoonheid en het schenden van jouw lichamelijke integriteit: ze gaan God aan het hart, en ze raken het hart van mijn geloof.
Waar Jezus verschijnt, zet hij mensen rechtop, geraakt door hem, gaan ze staan, staan ze op. Ik me niet hoef neer te leggen bij hoe de dingen nu eenmaal zijn en gaan. Ik mag en kan opstaan: voor mezelf, voor anderen, voor waar ik in geloof. En het maakt me alert op opstandelingen en opstandingsbewegingen binnen, maar misschien ook wel juist buiten de kerk, waartoe God zich gelukkig niet laat beperken. Veel bijbelverhalen spelen zich af rond de tafel; Jezus heeft een scherp oog voor wie niet mee mogen doen, hun mond moeten houden. Het maakt mij gevoelig voor wie er spreekt en wie niet, wat er gezegd en verzwegen wordt, voor wie er niet aan tafel zitten. Bij Jezus aan tafel, is iedereen welkom, leren we samenleven, fouten erkennen, verschillen overbruggen. Geen seksisme of enige andere vorm van ongelijkheid
De plek voor vrouwen in de kerk
Lang heb ik gezwegen over wat het voor mijn betekent om als vrouw mijn plek in de kerk in te nemen. Ik voelde mee met de bekende quote uit La Deuxieme Sexe van Simone de Beauvoir: ‘Lang heb ik geaarzeld met het schrijven van een boek over de vrouw. Het is een irritant onderwerp. Vooral voor vrouwen. En bovendien is het niet nieuw.’ Maar ik zeg inmiddels ook: Zolang ongelijkheid en seksisme bestaat, grenzen niet gerespecteerd worden, en representatie onevenredig is, is en blijft het relevant dat we als vrouwen opstaan en ons uitspreken. En elkaar steunen en motiveren om in volle glorie onze plek in te nemen.
Rosaliene Israël (44) is sinds 2018 predikant bij de Protestantse Kerk in Amsterdam. Naast haar werk doet ze praktisch-theologisch onderzoek naar christelijke gemeenschappen. Samen met haar man woont ze in de Bijlmer.
Foto: Marloes van Doorn