Marianne woont en werkt samen met haar man in een vluchtelingenkamp op Lesbos. Op Meet you in the field deelt ze de schrijnende, hartverscheurende verhalen die ze daar van dichtbij meemaakt.
Ze nodigt ons uit in de aan haar toegewezen plek in kamp. Een iso-box noemen ze het, een soort container van een aantal vierkante meters, dicht tegen die van andere mensen aan. Al snel begint ze te vertellen en kijkend naar haar gezicht weet ik het al: ze heeft geen gemakkelijk verhaal.
Een pakje suiker
Op een avond vraagt haar moeder of ze een pakje suiker wil halen bij een nabijgelegen winkeltje. Of althans, een vrouw die wat producten verkoopt. Ik zie haar al gaan. Op sandalen over de oranje Afrikaanse grond, stof dat omhoog komt bij elke stap, haastig omdat het gevaar altijd op de loer ligt. Het is een moedig meisje, niet bang aangelegd en bereid te laten zien dat ze het kan maken in het leven. Het blijkt een duur pakje suiker. Op de terugweg wordt ze door drie mannen op brute wijze verkracht, in elkaar geslagen en voor dood achtergelaten in de greppel. Ze is buiten bewustzijn als een buurvrouw haar vindt, het pakje suiker naast haar op de grond.
Vader Abdu
Abdu kijkt om zich heen. Het is rustig in de hut waar zijn vrouw het eten voor die avond aan het bereiden is. Een aantal van zijn kinderen is ook in de kleine hut aanwezig. Ineens hoort hij vluchtige voetstappen in de richting van de deur komen en zonder aankondiging vliegt die plotseling open. De buurvrouw staat voor de deur. Ze heeft bloed op haar blouse en haar wangen zijn nat van de tranen. Ze pakt Abdu bij zijn hand en samen zetten ze het op een rennen. Hij weet het zeker, er is iets met zijn dochter gebeurd. Al snel ziet hij haar. Een klein meisje, dat is het nog. Opgekruld liggend op de grond met haar gescheurde kleding slordig om haar heen. De rest van de wereld ziet hij niet meer. Hij legt haar hoofd op zijn schoot en wiegt haar heen een weer – net als toen ze nog een baby was.
Ze kijkt ons aan en ik kan wel huilen. Maar ze is nog niet klaar met vertellen.
Na het ziekenhuis
Ze moet worden opgenomen in het ziekenhuis, omdat ze er erg slecht aan toe is. Elke dag komt Abdu langs, pakt de hand van zijn dochter en denkt na. In de dagen die volgen besluiten ze dat ze aangifte willen doen; die mannen mogen niet vrijuit gaan. Maar de daders voelen de dreiging en worden bang. De avond dat Abdu zijn dochter mee mag nemen uit het ziekenhuis staan zij zonder aankondiging voor de hut. Abdu gebiedt zijn kinderen en vrouw binnen te wachten en loopt rustig naar de deur. Er vindt een woordenwisseling plaats en de angst is voelbaar. Na enkele minuten vermoorden ze Abdu in koelen bloede, vrouw en kinderen gillend en huilend achterlatend in de hut.
Een traan valt van haar wang op de vloer als ze zegt dat ze zich schuldig voelt. ‘Hij is er niet meer, omdat hij voor mij wilde opkomen.’ We weten niet wat we moeten zeggen en even wordt het stil. Het is onbegrijpelijk waar mensen doorheen moeten – en wat voor kracht ze bezitten om toch nog door te gaan. Ze veegt haar traan weg en kijkt me recht aan. ‘Maar nu wil ik door, op zoek naar veiligheid en de mogelijkheid om dokter te worden. Want ik wil mensenlevens redden.’